Opnieuw Medirisk
Medirisk
Postbus 8409
3503 RK Utrecht
Den Haag, 24 augustus 2010
Ons kenmerk: JBMA 090720/1378PS
Uw kenmerk: TOG-2009-901241
Geachte heer (..),
Tot mij wendde zich (..)te (..), hierna te noemen cliënte, met het verzoek haar belangen te behartigen terzake het medisch voorval van (..).
Voornoemd voorval heeft betrekking op een abusievelijk verrichte navelbreukoperatie in plaats van een operatie aan de zwelling boven de navel van cliënte.
Eerst bij brief d.d. 4 maart 2010 ( bijna 8 maanden later) erkent u daarvoor onverkort de aansprakelijkheid.
Allereerst deel ik u namens cliënte mede dat de aan uw Maatschappij verstrekte medische machtiging tot het inwinnen van medische informatie middels dit schrijven onmiddellijk en zonder enig voorbehoud wordt ingetrokken.
Voorts verleent cliënte slechts uw medisch adviseur toestemming om inzage te hebben in haar medisch dossier (dat door ClaimZorg Letselschade Haaglanden wordt aangeleverd) en derhalve niet aan dossierbehandelaars of overige personen werkzaam bij uw Maatschappij.
Hiermede wordt voorkomen, zoals de praktijkervaring laat zien, dat niet medisch opgeleide mensen uitgebreide (na plakken en knippen uit de schriftelijke adviezen van de eigen medisch adviseur) medische epistels gaan opstellen (en nogal eens spreekwoordelijk uit de bocht schieten) en die richten aan slachtoffers en/of belangenbehartigers.
Mocht het hiervoor gaande worden genegeerd dan wacht u een klaagschrift bij de Commissie Bescherming Persoonsgegevens.
Op 11 augustus 2010 bezocht cliënte mijn kantoor en overhandigde mij afschriften van de met uw Maatschappij respectievelijk de Raad van Bestuur van het Haga Ziekenhuis gevoerde correspondentie .
Ik heb cliënte vervolgens verzocht bij u alle medische bescheiden op te vragen, zodat ik mij over deze zaak zou kunnen buigen, hetgeen bij deze derhalve geschiedt.
Ik doe u allereerst een kopie van het door cliënte opgesteld verslag over de periode juni 2009 tot en met 28 juli 2010 toekomen, waaruit de gebeurtenissen opeenvolgend blijken.
Uit dit verslag blijkt genoegzaam dat u uw “huiswerk” niet goed hebt gedaan.
U had medische informatie bij het Bronovo Ziekenhuis en het Medisch Centrum Scheveningen dienen op te vragen. Cliënte is immers na het “medisch blunderen” in het Haga Ziekenhuis opnieuw (twee keer) geopereerd met alle ellende en beslommeringen van dien.
Bovendien heb ik – maar dat zal mijn medisch adviseur uiteindelijk moeten beoordelen – de indruk dat de medische informatie vanuit het Haga Ziekenhuis die u cliënte recent desgevraagd toezond niet compleet is.
Voorts is er een zeer afzichtelijke navelschade ontstaan.
Waarom u cliënte derhalve niet eerst vraagt om toezending van vigerende foto’s van vóór en na de medische ingrepen, maar in plaats daarvan al een zeer laag en verwerpelijk bedrag aan smartengeld aanbiedt is bedenkelijk.
Het niet opvragen van het volledig medisch dossier en het nalaten van het bij cliënte te deponeren verzoek om foto’s is in elk geval niet lege artis, maar mogelijk laat u zich leiden door de omstandigheid dat tot voor kort cliënte zich niet door een raadsman liet bijstaan.
Ik zal mijn medisch adviseur verzoeken de gewenste aanvullende medische informatie op te vragen. Daarna wacht ik zijn totaal rapport af en verneem tussentijds gaarne de naam van uw medisch adviseur zodat er rechtstreeks contact mogelijk is tussen de wederzijdse medisch adviseurs.
Onder gesloten couvert sluit ik foto’s bij van cliënte van vóór en na de medische ingrepen.
Zonder enige schroom kan gezegd worden dat we hier van doen hebben met een beslist mooie vrouw die begaan is met haar schoonheid en zich ook daarvoor liet fotograferen door vakfotografen. Cliënte heeft overigens het nodige met dit onderwerp nu zij voor een bekende media werkzaam is als “Beeldredacteur”.
Cliënte wordt dagelijks geconfronteerd met het aanzicht van dit litteken aan/in de navel en ik wens uit overwegingen van piëteit niet uiteen te zetten wanneer het lichaam van cliënte niet bedekt is. Ook op strand, waar cliënte gaarne verblijft, wordt zij aangesproken op haar verdwenen navel.
Uw opmerking gedaan bij brief van 28 juli 2010 (uw litteken bevindt zich doorgaans onder uw kleding) is beslist als beledigend en nodeloos bagatelliserend door cliënte ervaren en is voor mij aanleiding het smartengeld met een extra factor te verhogen.
Te uwer informatie: hoeveel mensen met een beenprothese na een volledige beenamputatie dragen daarover kleding? Is het dragen van kleding in uw optiek dus een neerwaartse corrigerende factor op de afzichtelijk aanwezigheid (die zich dagelijks manifesteert!) van een lichamelijke ontsiering?
Hoe luidt uw visie in dit verlengde bij aangezichtschade bij vrouwen die uit religieuze overtuiging gezichtsbeschermende kleding dragen?
U “waardeert” uit de losse pols de schade (na vergoeding van de kosten van de plastisch chirurg) op een bedrag van € 750,00. Dat moet dus gebaseerd zijn uw op twee onnodige extra operatieve ingrepen en een totaal verdwenen navel en daardoor een afzichtelijke aanblik op de buik van cliënte.
Over het smartengeld is van rechtswege (artikel 6: 119 Burgerlijk Wetboek) vanaf datum medisch voorval tot aan datum der voldoening de wettelijke rente verschuldigd en wel over het totale bedrag. Dat vergeet u gemakshalve.
Over de hoogte van het smartengeld zal ik u te zijner tijd mijn inzichten doen toekomen.
Gezien de omstandigheid dat ellenlange correspondentie met Medirisk/VVAA per saldo leidt tot onnodig hoge kosten van rechtsbijstand (en die u dan vervolgens standaard niet vergoedt) kondig ik u een kort buitengerechtelijk traject aan, waarna ik tot dagvaarding over zal gaan.
In materiële zin heeft cliënte de nodige onkosten gemaakt:
– pleisters: € 107, 43 (zie bijlage)
– huishoudelijke hulp (nader op te geven)
– vervoerskosten (idem)
– extra telefoonkosten (idem)
– etc.
Ik zie in uw correspondentie geen enkele passage uwerzijds waarbij u informeert naar dit soort kosten.
Zolang er geen belangenbehartiger zich aandient is dat wel uw taak in het kader van “actief” schaderegelen.
Het bovenstaande bevestigt te meer dat de professionele aanwezigheid van belangenbehartigers in de letselschadebranche zijn geldige redenen heeft; reeds ingezet door het arrest van de Hoge Raad op 4 april 1987 en gecodificeerd door de wetgever bij de invoering van het Nieuw Burgerlijk Wetboek in 1992.
Mogelijk dat de werkgever van cliënte mij nog verzoekt op uw Maatschappij ook de loonschade ex artikel 6: 107a Burgerlijk Wetboek te verhalen.
Met vriendelijke groet,
Johannes de Bruin
Directeur ClaimZorg Letselschade Haaglanden
(Niet aanwezig op vrijdag)
« « Vorige bericht: Nieuwe Aanbevelingen gewenst voor snellere schaderegeling | Volgende bericht: Defensie en PX-10 » »